Onderzoekers van De Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Amsterdam vertelden gisteren aan 150 geïnteresseerden de belangrijkste onderzoeksresultaten van hun onderzoek naar ‘Speelvriendelijke Steden’. Tevens werd toen de website (www.speelvriendelijkesteden.nl) gelanceerd met alle bevindingen van twee jaar onderzoek. Opvallend aan dit onderzoek is de insteek waarbij kinderen te allen tijde aan het woord waren. De belangrijkste bevindingen zijn:

Forse afname in buitenspelende meisjes

Het zijn vooral kinderen tussen de vijf en acht jaar die buiten spelen. Maar waar het geslacht van een kind in de leeftijdscategorie tot acht jaar geen verschil laat zien, gebeurt er daarna iets opvallends. Vanaf negen jaar neemt het aandeel meisjes dat buiten speelt fors af.

Chillen, praten en relaxen

Buiten spelen gaat lang niet altijd om actief spel. Speelplekken zijn ook vaak ontmoetingsplekken waar kinderen simpelweg relaxen. Dit betreft onder andere chillen, praten, eten, op hun mobiel kijken, uitrusten en naar andere kinderen kijken. Dit geldt zowel voor jongens als meisjes en voor alle leeftijden. Het belangrijkste voor kinderen om buiten te spelen, is de aanwezigheid van andere kinderen. 

De actieradius van kinderen wordt bepaald door ouders

De bewegingsvrijheid/actieradius van kinderen bij buiten spelen wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop de ouders de verkeersveiligheid en sociale veiligheid van de buurt waarderen. Brede en drukke wegen zijn daarbij vaak belangrijke grenzen. Kinderen en ouders spreken over de angst voor verkeersongelukken, kidnapping en pestgedrag. Veel kinderen mogen daardoor alleen op hoor- en zicht-afstand van de woning spelen (‘informeel toezicht’) en anders moeten oudere familieleden mee (‘formeel toezicht’). Daarnaast kan de bewegingsvrijheid worden opgerekt als kinderen op stap gaan met andere kinderen of wanneer zij hun smartwatch of telefoon met GPS-tracking.

Kinderen spelen waar ze willen

Binnen gemeenten wordt er veel tijd en middelen besteed aan de zogenaamde formele speelplekken (speeltuin, schoolplein, openbaar sportveldje) die speciaal voor kinderen zijn ontworpen. Uit het onderzoek blijkt echter dat bijna de helft (42%) van de kinderen ook speelt op informele speelplekken, zoals de stoep, een grasveld of straat.  De meeste kinderen spelen in een speeltuin. Kinderen willen vooral speelplekken die uitdagend zijn (“spannend”, “eng”, “duizelig”, “gevaarlijk”, “moeilijk”). Kinderen vragen daarom veel om speeltoestellen die hoger, groter, steiler, sneller en langer zijn. Daarnaast willen kinderen speelplekken waar genoeg te doen is door een scala aan speelmogelijkheden (diversiteit) en die afwijken van de standaard (variatie) door bijzondere speelelementen of inrichting (heuvels, ondergronden, heggen, bomen). 

Op de hoogte blijven? Volg de website van het project: www.speelvriendelijkesteden.nl

En bekijk de projectpagina van Speelvriendelijke Steden