Lector De Haagse benoemd tot Medical Delta Lector
Veel kinderen bewegen te weinig en eten ongezond. Als deze trend zich voortzet, leeft de huidige generatie kinderen en jongeren gemiddeld vijf jaar korter dan hun ouders. Dr. Sanne de Vries wil met haar werk een gezonde start voor iedereen mogelijk maken. “Kinderen en jongeren zijn niet in staat alle verleidingen te weerstaan, alleen kennis geven is dan ook niet genoeg.”
Dr. Sanne de Vries is lector Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving en directeur van het Kenniscentrum Health Innovation aan De Haagse Hogeschool. Daarnaast is ze Associate Professor aan het LUMC, is ze Living Lab Leader van het Medical Delta Living Lab VIT for Life en Leidend Lector van het werkpakket Fysiek Vitaal van het SPRONG en Medical Delta programma Vitale Delta. De Vries is nu ook benoemd tot Medical Delta Lector.
Wat betekent de benoeming tot Medical Delta Lector voor jou?
“Ik vind het een eervolle benoeming voor mijn ambassadeursrol als linking pin tussen hbo, wo en het werkveld. Die bruggenbouwerfunctie is voor mij niet nieuw, wel dat het zo erkend en gezien wordt. Dat is mooi. Medical Delta was voorheen erg gericht op de medische sector en care en cure. Ik sta meer voor preventie en vitaliteit. Dat was altijd een ondergeschoven kindje, maar krijgt nu door deze benoeming, het programma Vitale Delta en de nieuwe Medical Delta societies meer plek.”
Kun je kort vertellen wat jouw expertise is?
“Ik ben afgestudeerd als Bewegingswetenschapper en Epidemioloog en heb veel onderzoek gedaan naar leefstijl van verschillende doelgroepen. Vaak gericht op de jeugd, maar ook op ouderen en chronisch zieken. Als lector ‘Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving’ aan De Haagse Hogeschool richt ik mij vooral op voldoende en gevarieerd bewegen en gezonde voeding bij de jeugd tussen de 4 en 24 jaar.”
Je bent een van de eerste Medical Delta lectoren. Welk verschil zie je tussen universiteiten en hogescholen?
“Het hbo is meer praktijkgericht en er wordt gebruik gemaakt van andere onderzoeksmethoden. Meer co-creatie met de doelgroep, zoals burgers, en met de intermediaire doelgroep, de professionals die wij als hogeschool vaak opleiden. We zijn veel meer gewend om vanaf de eerste dag samen met de praktijk een oplossing te vinden voor het probleem dat we onderzoeken. Zodat interventies beter landen en innovaties ook echt impact hebben en uitgerold kunnen worden.
Op hogescholen gaat werken met meerdere disciplines ook wat makkelijker. De schotten tussen verschillende afdelingen en opleidingen zijn lager. De instituten zijn iets kleiner en studenten hebben vaak al over meerdere faculteiten onderwijs. Ik heb techneuten, ontwerpers, voedingsdeskundigen, gedragswetenschappers en bewegingswetenschappers allemaal in één onderzoeksgroep zitten, zodat we inzichten in het beweeg- en voedingsgedrag direct kunnen vertalen naar ontwerp en implementatie in de praktijk. In een korte cyclus. Zo kunnen we bijvoorbeeld binnen een maand al een eerste bruikbaarheidstest doen. Zo weet je sneller: dit is het, of dit is het niet.”
Past het mbo ook bij Medical Delta?
“Het hbo heeft in de afgelopen jaren een steeds grotere positie ingenomen binnen Medical Delta en ik vind dat het mbo dat ook moet krijgen. Iemand van het mbo is vaak veel meer uitvoerend bezig en heeft veel kennis van de praktijk en de doelgroep. Zij komen met andere ideeën en oplossingen en kunnen vaak ook goed organiseren. Analytisch vermogen of schrijfvaardigheid zie je meer aan de kant van hbo en wo, terwijl mbo’ers super goed zijn in organiseren, presenteren en aan de slag gaan.”
In hoeverre kan transdisciplinaire samenwerking jouw onderzoek versterken?
“We zien dat veel innovaties niet landen, omdat de praktijk niet vanaf de eerste dag is betrokken. Dan kan het op papier of als model helemaal goed in elkaar zitten, maar blijkt het niet in te passen in de dagelijkse realiteit. Stel je voor dat je een innovatie ontwikkelt voor fysiotherapeuten en hun cliënten. Dan moet je rekening houden met hoeveel tijd er is voor een consult, hoe iets past in het administratief systeem en of er een vergoeding voor is. Als dat niet wordt meegenomen in het ontwerp dan werkt het niet in de praktijk. Je hebt echt kennis uit verschillende disciplines nodig.
We onderschatten vaak hoeveel tijd iets nieuws kost of hoeveel vaardigheden er voor nodig zijn. Je moet dus rekening houden met alle aspecten en nagaan of de professionals ook vinden dat ze een probleem hebben of vaardigheden tekortkomen. We zien wel eens dat zorgprofessionals onbewust, onbekwaam zijn. Dan is het lastig om iets veranderd te krijgen. Gedragsverandering is veel belangrijker en moeilijker dan we denken.”
Kun je een voorbeeld geven waar de samenwerking met de praktijk goed is gegaan?
“We hebben bijvoorbeeld een praktisch toepasbare motoriektest ontwikkeld – de MQ Scan. Gymleraren maakten zich zorgen over steeds slechter wordende motoriek van kinderen. Dat gevoel werd breed gedeeld, maar er was geen onderbouwing voor. Er waren wel testen, maar die kostte 30 minuten per kind en dat is niet te doen in een gymles. We hebben nu samen met de praktijk een test ontwikkeld die één minuut per kind kost en gedaan kan worden met materialen die in een gymzaal voor handen zijn.
We hebben de motoriektest eerst ontworpen, daarna getest en met feedback van de gymleraren aangepast. Zo hebben we voor de veiligheid in het parcours meer bochten gemaakt om de snelheid eruit te halen. We merkten ook dat gymleraren vaak werken met drie vakken in de gymzaal, terwijl wij de test dwars over de lengte van de zaal hadden ontworpen. Nu hebben we het aangepast naar een S-vorm, zodat het in een van de vakken van de gymzaal past. De test is al gebruikt door meer dan 200.000 kinderen in Nederland en wordt ook in het buitenland toegepast. Uit Australië kregen we ook feedback. Zij hebben geen kast in de gymzaal, maar wel blokken. Hoeveel blokken hebben ze dan nodig was de vraag. Zo is de praktijk in een ander land weer anders.”
Het huidige zorgstelsel is vooral gericht op beter maken, jij richt je meer op preventie. Hoe kunnen we ons zorgstelsel daar naar toe bewegen?
“Door het financieringssysteem aan te passen en door veel meer aandacht aan preventie te besteden. Niet alleen door de overheid maar ook door de werkgevers. Bijvoorbeeld fietsstimuleringsregelingen invoeren. Of vergaderingen maximaal 45 minuten maken, zodat je nog een kwartier hebt om even te verplaatsen of te eten. Maar ook inzetten op sociale veranderingen. Het moet geaccepteerd zijn om tijdens je werktijd een uurtje te gaan hardlopen. Als je met natte haren in de vergadering komt van het douchen na het hardlopen dan vindt iedereen dat toch nog een beetje raar. Tijdens corona is dit al wat veranderd. Ik had de hoop dat dat meer zou blijven hangen, maar terug op kantoor val je al snel weer terug in het stramien. Ik heb daar ook last van hoor. Ik weiger geen afspraak van een uur, maar als ik zelf iets inplan dan maak ik er een kortere afspraak van.
Als mens hebben we hulp nodig om echt te veranderen. Ook in wet- en regelgeving. Goedkoper maken van gezonde dingen en ongezonde dingen duurder. Je kunt niet alles laten afhangen van de eigen keuze van mensen. We, en zeker kinderen en jongeren, zijn niet in staat alle verleidingen te weerstaan en alleen kennis geven is dan ook niet genoeg. Vooral niet voor degenen die minder te besteden hebben, minder keus hebben in hun omgeving en over slechtere gezondheidsvaardigheden beschikken. De overheid zou er veel meer aan mogen doen. Dat zie je ook bij stoppen met roken en het gebruik van de autogordel. Daarvan is lang gedacht dat mensen dat zelf zouden oppakken, maar pas met wet- en regelgeving is het gelukt. Het vrije denken en liberalisme is op dit vlak niet zo gunstig.”
Welke maatschappelijke uitdagingen zijn zo urgent in jouw vakgebied, dat ze snel opgelost moeten worden?
“Een op de zes kinderen speelt nooit buiten. Een op de drie jongeren ontbijt niet en bijna geen enkele jongere eet voldoende groenten. Als je niet goed start als kind dan word je straks niet ouder, maar misschien wel jonger dan je ouders. Je ziet tegenwoordig veel meer overgewicht, kromme ruggetjes en ook bijziendheid door te veel schermtijd en de grote mate van inactiviteit.”
Hoe is het om met iemand uit een hele andere discipline te beginnen met samenwerken?
“Ik werk graag op de randen van mijn disciplines. Bijvoorbeeld met bouwkunde over waarom kinderen wel of niet buiten spelen. Zij kijken heel erg naar hoe de omgeving gedrag beïnvloedt en ik kijk juist naar gedrag vanuit de persoon in een bepaalde omgeving. Je leert door al die verschillende brillen te kijken, waardoor je zelf ook uit je koker komt. Dat is verrijkend en inspirerend. Ook in mijn eigen groep van dertig onderzoekers zitten heel verschillende disciplines en persoonlijkheden. Je leert zo goed schakelen tussen types, onderzoeksmethoden en talen.”
Wat mis je nog in je samenwerking om je doelen te kunnen bereiken? Welke oproep wil je doen?
“Ik pleit voor een volwaardige rol voor de doelgroep waar we het voor doen: eindgebruikers en intermediaire gebruikers. We gunnen iedereen een gelukkig en gezond leven, maar de mensen om wie het gaat, zitten niet om tafel. Daar zitten de hoogopgeleide mensen die er hun brood mee verdienen. Klassieke wetenschappers weten ook niet zo goed hoe je moet beginnen. Een wijk ingaan en een praatje maken op straat, daar voelen sommigen zich heel ongemakkelijk bij. Bij mij doen onderzoekers dat wel. Zij snappen ook dat je je dan moet aanpassen in kleding en woorden aan de doelgroep. Ik vind het hbo daarom ook zo een mooie plek. Je kunt je verhouden tot fundamentele wetenschappers en tot de persoon in de wijk. En dit ook weer meegeven aan studenten, de toekomstige professionals in de wijk.
Verder mogen we ons meer bewust zijn van implementatie. Er is veel aandacht voor innovaties, maar als die vervolgens in de la blijven liggen dan heb je er nog niks aan. Implementatie onderzoek is een vak apart waar te weinig aandacht en financiering voor is.
Tenslotte wens ik Medical Delta ook wat meer tegengeluid toe. Omring je niet alleen met jaknikkers of de meedenkers, maar ook met unusual suspects, eindgebruikers en dwarsdenkers. Organiseer een burgerpanel of cliëntenraad die gevraagd en ongevraagd advies kunnen geven. Iemand die zonder al te veel specialistisch kennis gewoon logische vragen stelt.”
Je zult nu waarschijnlijk meer wetenschappers ontmoeten vanuit andere disciplines en instituten. Door het werk van wie ben je echt verrast en waarom?
“Ik ben niet echt verrast, maar ontmoetingen met andere wetenschappers laten me wel met andere ogen naar mijn werk kijken. Al jaren geleden deed ik onderzoek naar beweegvriendelijke stadwijken voor ouderen en kinderen. Daar kwam uit dat meer hondenpoep op straat een negatieve invloed had op wandelen in de wijk. Toen ik dat presenteerde op een Amerikaans congres werd daar hard om gelachen. Het was een non-issue in Amerika, omdat daar zulke hoge boetes staan op het laten liggen van hondenpoep. Maar ze vroegen zich ook af waarom wij een probleem hadden met hoeveel er gewandeld werd in Nederland. In Amerika zijn de afstanden veel groter en wordt er sowieso veel minder gewandeld. Je ogen worden door een ander geopend. Je zit soms op zo’n postzegel onderzoek te doen. Ik heb ook onderzoek gedaan naar fietspaden met een doorgetrokken streep, een stippelstreep of twee kleuren. In het buitenland kijken ze je dan echt gek aan en zijn ze al blij als er überhaupt een fietspad is.”